maandag 28 februari 2011

Wolkenkrabbers en hoogvliegers

São Paulo trilt van de studie-ijver. Het optimisme van de studenten overstijgt de wolkenkrabbers van de Braziliaanse miljoenenstad. Het is moeilijk de voeten op de grond te houden. ‘We willen genoeg geld verdienen én tijd hebben om het op te doen.’


Foto Rogerio Melo _

SAM VERHAERT, SÃO PAULO (18/02/11, De Tijd)

FGV-EAESP, een van de meest prestigieuze businessscholen in Zuid-Amerika, ligt niet aan de rand van een favela. Het leger buldert er niet met tanks voorbij op zoek naar drugsbaronnen. En op de stoep staan geen opdringerige venters, lijm snuivende straatkinderen of getatoeëerde bendeleden. De blitse wolkenkrabber van de Fundação Getulio Vargas staat in het hartje van São Paulo’s financiële centrum. De jongeren die er studeren, zijn nu al binnen. Braziliaanse bedrijven plukken hen zo van de collegebanken.

FGV-EAESP mag dan een naam hebben die deuren opent, zonder pasje blijven die van de privé-universiteit gesloten. Onder het oog van een zwarte bewaker, een geblondeerde receptioniste met blauwe oogschaduw en een camera, zippen studenten in maatpak zichzelf binnen. Bij mij zijn vijf telefoontjes en een kopie van mijn paspoort nodig. ‘Niet iedereen komt er zomaar in’, waarschuwt academisch directeur Maria Tonelli. ‘Zoals elk bedrijf denken we aan de veiligheid van onze studenten en docenten.’

Cappuccino

Tijdens de rondleiding wordt duidelijk waarom Maria Tonelli haar onderwijsinstelling een onderneming noemt. Op het gelijkvloers springt meteen de Citibank-lounge in het oog, exclusief voor masterstudenten die met een cappuccino binnen handbereik willen internetten in een designsofa. In een gezellig hoekje van de lounge staat een bankautomaat.

Op de eerste verdieping zitten de Banco Santander- en de Petrobras-aula. Cadeautjes van ex-studenten die het hebben gemaakt in het Braziliaanse bedrijfsleven. De negende verdieping herbergt het schoolfiliaal van de Bradesco-bank. Handig, want met het maandelijkse collegegeld van 2.422 Braziliaanse reais (1.075 euro) loop je in São Paulo niet over straat.

Volgens Maria Tonelli weerhoudt die prijs studenten uit alle hoeken van het land er overigens niet van zich in São Paulo te komen klaarstomen voor de arbeidsmarkt. ‘Voor het eerst krijgen we ook meer buitenlandse studenten op uitwisseling dan dat er studenten van ons vertrekken. Waarom zouden ze? We vertellen hen al jaren dat Brazilië ’t eeuwige land van de toekomst is. En nu zien ze dat die toekomst er eindelijk is.’

"Mijn generatie laat geen kansen liggen. Nog voor 2025 is Brazilië de vijfde economie ter wereld" (Patrícia Rezende, 25 jaar)

Aan de andere kant van de stad, in de wolkenkrabber van de Business School São Paulo (BSP). ‘Reken maar van yes! Nog vóór 2025 zijn wij de vijfde economie ter wereld’, zegt de MBA-studente Patrícia Rezende (25) terwijl ze uit het raam tuurt, een slagroomsoes in de ene en een verse sinaasappelsap in de andere hand. De receptie na een lezing over sociale media is een prima plek om te netwerken.

Patrícia werkte sinds haar 16de, maar ging opnieuw studeren toen ze zag dat sociale netwerken dezelfde vlucht vooruit namen als de economie. Van alle internetgebruikers zijn Brazilianen diegenen die het meeste tijd doorbrengen op blogs en sociale netwerken, vooral op Googles Orkut. ‘Mijn generatie laat geen kansen liggen. We zijn opgegroeid met sociale media. Dat maakt ons enorm proactief’, zegt Patrícia. ‘Volgend jaar lanceer ik met een paar medestudenten een bedrijfje. Neen, daar kan ik nog niets over zeggen, ‘t blijft geheim.’

Armando Colletto, de decaan van de BSP, komt erbij staan. ‘Voel je het optimisme? Daar heeft deze generatie alle redenen voor. De Braziliaanse economie bevindt zich op een zeer bijzonder punt. De combinatie van stabiel politiek beleid (niemand verwacht veranderingen onder presidente Dilma Rousseff), een sterke munt, snelle economische groei en grootse infrastructuurwerken voor de wereldbeker in 2014 en de Olympische Spelen in 2016 maakt van Brazilië een veilige haven voor investeerders. De toekomst lacht deze jongeren toe.’

"We werken op café of op de universiteit. Mijn laptop is mijn kantoor." (César Matsumoto, 24 jaar)

César Matsumoto (24) is die toekomst al aan het schrijven. Nog voor hij afstudeerde aan FGV-EAESP, werkte hij al als ‘consultant in complexe intelligentie’. Als hij me ziet fronsen, stelt hij voor naar het Engels over te schakelen. Daarna tekent hij een mindmap met pijlen naar begrippen als ‘transdisciplinaire dialoog’ en ‘U-theorie’. De young potential praat als een dertiger. Multinationals en het stadsbestuur van São Paulo huren hem geregeld in om innovatieprocessen te begeleiden.

Ik ontmoet César de volgende dag in The Hub, een vrijplaats voor jonge ondernemers in de sociale economie. Webdesigners met ingewikkelde brilmonturen, investeerders in pak en kunstenaars op teenslippers zitten op multifunctionele designmeubels van gerecycleerd karton. Ze discussiëren over de ecologische uitdagingen van het WK en de Spelen. De ruimte baadt in het licht, er zijn druiven en bananen in houten bakjes. ‘Ideaal, want ik mis soms wat vitaminen’, zegt César lachend. ‘We zijn een snelle generatie. We werken op café of op de universiteit. Mijn laptop - binnenkort koop ik een Mac - is mijn kantoor.’

Op zijn 18de droomde César van een wereld zonder grenzen. Nu zegt hij realistischer te zijn. ‘In 2025 heb ik mijn eigen consultancybureau. Multilatina uiteraard, want ook in de omringende landen zijn zaken te doen. Dat vergeten mijn leeftijdsgenoten wel eens.’ César is een wereldverbeteraar, maar eentje met beide voeten in de wereld. Dat mag best wat opbrengen. Hij werkt nu voor 200 reais per uur (90 euro). Binnen vijf jaar wil hij 500 reais vragen, net geen minimum maandloon in Brazilië.


Césars verhaal is dat van vele Brazilianen. Toen zijn ouders, Japanse immigranten, in de jaren zestig aankwamen, verkochten ze zelfgemaakte juwelen. Ze pikten een graantje mee van de economische groei en schoven op naar de C-klasse. Die ‘nieuwe middenklasse’ heeft een maandinkomen tussen 1.126 en 4.854 reais (506 tot 2.181 euro). Toen Luiz Inácio Lula da Silva in 2003 begon te regeren, kon 27 procent van de bevolking zich
tot de C-klasse rekenen, nu is dat al 50,5 procent.

Zwart-wit

César was een voorbeeldige student en kreeg een renteloze lening van FGV-EAESP. ‘Maar dat heb ik verzwegen. Uit schaamte. Het is een school voor rijken. Heb je gemerkt dat er geen enkele negro rondloopt?’ Een teer punt. Brazilië is een van de tien meest ongelijke landen ter wereld. Er is verbetering maar de ongelijkheid kleurt er nog altijd behoorlijk zwart-wit. Maatschappelijk succes lees je vaak af aan de huidskleur. ‘De zwarten die ik op de universiteit heb gezien, werkten als bewaker of onderhoudspersoneel’, zegt César.


Hoe zit dat op de publieke universiteiten, waar de helft van alle studenten school loopt? In de gangen van de faculteit economie van de Universiteit van São Paulo (USP) is er op het eerste gezicht meer kleur. Dit jaar zullen er bijna 3.000 economen afstuderen. De USP onderricht zo’n 88.000 jongeren, op kosten van de staat. Josué Braga (25), laatstejaars boekhoudkunde, zou het anders niet kunnen betalen. Hij komt uit Bahía, de zwartste staat van het land.

‘Ik kus beide handen dat ik hier binnen ben geraakt. De onderwijskwaliteit aan privé-universiteiten, op dure scholen als FGV-EAESP na, verbleekt bij die van de USP’, zegt hij. Volgens de jongste Academic Ranking of World Universities is dat zelfs de beste van het continent. Josué heeft er hard voor moeten blokken. ‘De toelatingsproeven zijn zo moeilijk dat je er enkel in komt als je over een degelijke achtergrondkennis beschikt.’

"Ik blijf proberen tot ik in de toelatingsproeven slaag. Ik wil journalist worden." (Marila, 22 jaar)

En daar knelt nu net het schoentje. Alle professoren en studenten zeggen het, maar Josué kan het weten: het publieke basisonderwijs is ondermaats. Klassen met veertig leerlingen, slecht betaalde leerkrachten, te weinig leermiddelen. Volgens het nationaal onderwijsinstituut INEP zit 85 procent van de schoolgaande jeugd in hetzelfde schuitje. Wie het geld heeft, stuurt zijn kind tussen zijn 6 en 17 dus naar een dure privéschool (15%), om op latere leeftijd gratis hoogstaand onderwijs te genieten.

Men verwijt Lula da Silva - de eerste Braziliaanse president zonder universitair diploma - zijn eenzijdige investeringen in hoger onderwijs. Maar voor de decaan van de USP-faculteit economie, Reinaldo Guerreiro, maakte Lula de juiste keuze. Glunderend zegt hij dat de evaluatiecommissie CAPES zijn masteropleidingen administratie en economie zonet met de hoogste scores van het land heeft beloond. ‘Wat ik zeg, is niet democratisch. Maar voor mij is dit een noodzakelijke opoffering om straks een goed onderrichte elite van masters en MBA’s aan het hoofd van ons land te krijgen.’

Marila (22) is zover nog niet. Ze woont in een arme buitenwijk van São Paulo. Ik tref haar in een aula van de rechtenfaculteit, een voormalig klooster en een van de oudste gebouwen van het stadscentrum. Het marmer blinkt. Een trap kronkelt prestigieus rond een galerij met schilderijen van voorname clerici.


Marila zit met haar vriendinnen, 16 en 18, te giechelen op de tweede rij. Ze dragen sportschoenen met een logo dat lijkt op dat van Nike. Een schooljaar lang komen ze hier bijscholen in de zogenaamde cursinho. De niet-gouvernementele organisatie Educafro gebruikt de aula om leerlingen van afro-Braziliaanse afkomst, wiens ouders geen goed basisonderwijs konden betalen, klaar te stomen voor de toelatingsproeven van de publieke universiteit.

Brahma

Marila heeft er net de eerste proeven op zitten. ‘Ik begreep er niet veel van, zo veel moeilijke woorden. Maar als ik nu niet slaag, blijf ik proberen. Ik wil journalist worden.’ Haar leerkracht geschiedenis knikt haar bemoedigend toe vanachter zijn katheder. Na de les vertrouwt hij me toe dat die kans klein is. Van de vier jongeren die volgend jaar aan de USP mogen beginnen, zal er maar één op een publiek schooltje hebben gezeten.


Als ik uit de aula kom, begint het te gieten. Prostituees die als flamingo’s tegen de etalage van de Banco do Brasil staan, halen een paraplu boven. Donkere figuren tegen de gevel van de faculteit schuilen onder kleurloze dekens. Een man op teenslippers pist in een hoek.

In de kelder van de rechtenfaculteit is het droog. Studenten roken rond een tafelvoetbal. Het rode licht van de toog belicht een karikatuur van presidente Dilma. In deze ‘fakbar’ heeft haar huidige vicepresident nog nachtenlang zitten discussiëren. Tweedejaars Diego Degani (26) en Daniel Teixeira (27) vieren het einde van de examens. Ze praten over voetbal en drinken Brahma, een Braziliaans biermerk van AB InBev.

‘Het lukt waarschijnlijk niet eens om een ticket te krijgen voor de wedstrijden in onze stad,’ zucht Diego. Daniel vult aan: ‘We zijn heel pessimistisch over de wereldbeker. Dit land beschikt niet over de infrastructuur om zo’n evenement te organiseren.’ De geplande snelheidstrein die je in tweeënhalf uur van São Paulo naar Rio de Janeiro zou brengen, lijkt er in elk geval niet meer te komen vóór 2014. Voor de Olympische Spelen lukt het misschien nog net.

"Sommige jongeren denken dat de wereld is ontstaan op het moment dat ze werden geboren." (Maria Tonelli, directeur FGV-EAESP)

Toen bekend raakte dat Rio de Spelen binnenhaalde, zei president Lula, met de tranen op zijn wangen, dat zijn land niet langer tot de tweede klasse behoorde. Daniel gelooft er niet echt in. ‘Sommigen gaan hier heel veel geld aan verdienen. Vandaar de opgeklopte euforie. Maar in de Braziliaanse politieke context staan zulke evenementen voor massale fraude.’

Politiek. Bijna alle studenten die ik spreek, hebben er iets over te zeggen. Goed bezig, te links, te rechts. Eén constante in de verhalen: te corrupt. Lula’s presidentschap kende inderdaad de nodige schandalen. En zijn opvolgster, Dilma Rousseff, heeft het thema vooralsnog niet bovenaan op haar agenda gezet. Veel jongeren van de gouden generatie keren de oude politieke cultuur dan ook de rug toe. Ze kijken vooral naar hun portemonnee. In de woorden van één van hen: ‘We willen genoeg geld verdienen én tijd hebben om het op te doen.’ Diego en Daniel zijn tevreden met een job als rechter. ‘Maar niet in de hoge magistratuur, die zijn politiek benoemd.’

Diego en Daniel bestellen nog een liter bier. Een paar stoelen verder zit Victor Gadelha (20). Hij is niet vies van de politiek. Vertegenwoordigt al twee jaar de studenten in de Faculteitsraad. Kan het goed uitleggen, een echte advocaat. Hij heeft zich pas nog kwaad moeten maken over de kortzichtigheid van sommige medestudenten om privé-initiatief buiten de universiteit te willen houden. ‘Ik kan uren praten over de thema’s van je artikel’, snoeft hij. We vertrekken naar zijn appartement.

De B van Big

De plassen zijn alweer opgedroogd, diesel dampt door de straten. Victor is in kostuum. Hij komt net van zijn stage, een advocatenkantoor met 400 werknemers. Hij stelt voor de metro te nemen, maar vertelt er meteen bij dat hij wel een eigen auto heeft. ‘Maar het verkeer in deze stad is een hel. Ik gebruik hem enkel om met vrienden naar het winkelcentrum te gaan, mijn Volkswagen Fox 2011 1.6. Een cadeautje van mijn pa.’

Victors vader is een bouwondernemer in Fortaleza, 3.000 kilometer ten noorden van São Paulo. ‘Een achtergestelde regio die zich snel zal ontwikkelen. Er vestigen zich steeds meer bedrijven, en die hebben goede advocaten nodig. Binnen tien jaar heb ik er mijn eigen kantoor: mijn manier om iets terug te doen voor de regio. De markt in São Paulo is toch verzadigd.’

Als we zijn appartement naderen, in het financiële centrum, vraagt hij me bezorgd naar de toestand in Europa. Hij is niet de eerste die denkt dat het hele continent op straat staat te schreeuwen voor een boterham. De financieel-economische crisis is redelijk geruisloos aan de Brazilianen voorbijgegaan. Victor is daar best trots op: ‘We kunnen heus wel wat hebben op dit moment in de geschiedenis. Van alle BRIC-landen staan wij er het beste voor.’

Het kan aan hun optimistische geest liggen, maar voor zowat alle Brazilianen die ik spreek, staat Brazilië niet voor niets vooraan in de afkorting van ‘The big four’. Meest gehoord: ‘Brazilië heeft een grote voorsprong op de andere BRICs op het vlak van democratie.’ Ook vaak vermeld: ‘De BRIC-landen zijn grote afzetmarkten. Kijken hoe we straks kunnen samenwerken.’

Victor stelt me voor aan een vrouw die hij zijn secretaresse noemt. Het blijkt een empregada, een meid. We zien haar koken, wassen en schoonmaken voor Victor en zijn twee huisgenoten. ‘Veel meer dan een ei bakken, kunnen we niet’, zegt hij lachend. Zijn maten zijn er niet. Op hun bedden liggen stapels onuitgepakte cursussen. Een van hen heeft anderhalve meter flatscreen tegen de muur hangen. ‘Die jongen staat al wat verder dan ik,’ legt Victor uit. Maar hij ziet het minstens even groot.

Maria Tonelli van FGV-EAESP glimlacht om zoveel zelfvertrouwen. ‘Deze generatie heeft de recessie en mega-inflatie van de jaren tachtig niet meegemaakt. Sommige jongeren denken dat de wereld is ontstaan op het moment dat ze werden geboren. Ze moeten nog leren alles een beetje in perspectief te zien.’


In een immer uitdeinende stad met 11 miljoen inwoners, de tweede helikoptervloot ter wereld en het zesde grootste bruto nationaal product ter wereld is dat niet evident. Zeker niet voor de hoogvliegers van deze snelle generatie. In het land van de toekomst is morgen vandaag.

_

Dit artikel kadert in een vierdelige reeks waarin De Tijd gesprekken met de Gouden Generatie in de vier BRIC-landen aangaat. Lees ook de bijdrages van mijn collega's over Rusland, India en
China.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

 
Creative Commons License
werk van Sam Verhaert is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 2.0 België licentie.