vrijdag 16 juli 2010

De schreeuw van de straat. Graffitiwoede in Buenos Aires

De muren van Buenos Aires schreeuwen. Op elke straathoek braken politieke slogans en tekeningen hun ongenoegen uit. Waar komt de graffitiwoede van de Argentijnen vandaan? En waarom reageren ze die af op de muur? De antwoorden vind je op straat.

Sam VERHAERT. Gepubliceerd in Kunsthart (15/07/10)


Ze hadden het moeten weten. Toch schrokken ze in het Centro Cultural de España in Buenos Aires (CCEBA). De verf was nog nat. Op de muur prijkte, twee meter op twee, Juan Carlos I, koning van Spanje. Brutaal onthoofd, blauwe bloeddruppels rond de nek. De Argentijnse graffiti-artiest Nazza Stencil stond ernaast. CCEBA had hem uitgenodigd om, een paar dagen voor de opening van een conferentie over straatkunst, iets te komen spuiten. 'Jullie kennen mijn werk, jongens. Ik schijt op instellingen, ook op jullie koning.'

De koning onthoofden in het jaar dat Argentinië tweehonderd jaar onafhankelijkheid viert, wat zouden ze daar van denken in Spanje? CCEBA belegde een spoedvergadering. Maar Nazza hield de eer aan zichzelf en overspoot de koning. In de plaats kwam een skelet dat rond een spuitbus danste. Op de bus: een flakkerende molotovcocktail. Graffiti in Buenos Aires is licht ontvlambaar.



CCEBA had dus geen betere plek kunnen kiezen voor een conferentie over interventies in de stad. 'Buenos Aires is uniek,' vertelt gastspreker El Tono, een Franse graffiteur die in Barcelona woont. 'Nergens anders in Latijns-Amerika vind je zoveel diversiteit op de muren.'

Wie zich samen met dertien miljoen mieren door groot-Buenos Aires wriemelt – een nest zo groot als Oost-Vlaanderen – moet het hem nageven. Er zijn maar weinig witte muren. In de oude wijken San Telmo en Palermo bots je overal op ironische stencils (afdrukken gespoten door uitgesneden sjablonen), met de hand getekende affiches en opruiende stickers. De overheidsgebouwen in het centrum worden tijdens betogingen beklad met pintadas (politieke slogans). En politici betalen schilderbendes onder tafel om de stad in hun partijkleuren te verven.

'Dit is geen kunst,' beweert een stencil op één van de stadsmuren. 'Het is een revolutie!' heeft iemand er in haastige letters onder geklad. In Buenos Aires schreeuwen de muren harder dan in andere Latijnsamerikaanse steden. Niemand kijkt er op van slogans als 'Wij zijn lesbos – uw moeders, dochters en zussen', 'Zolang er miserie is, is er rebellie!' en (president) 'Cristina Kirchner = hoer'. Dat heeft zo zijn redenen.

Het land van Che Guevara



Buenos Aires noemt zich graag het 'Parijs van Latijns-Amerika'. Een plek waar decennialang Europese migranten toestroomden en zich al snel een relatief grote en geletterde middenklasse vormde. Argentijnen zijn een trots en intellectueel volk dat Europese kranten leest en in de stadsmuren een uitlaatklep vindt voor politieke frustraties. Anarchistische slogans in de jaren twintig, populistische boutades in de jaren veertig en artistieke kreten wanneer de stormen van mei '68 de Argentijnse kust bereiken. Terwijl iemand in Buenos Aires 'Het is strikt verboden te verbieden (Wet van 13 mei 1968)' neerkladt, reizen er stencils de wereld rond van de meest beruchte Argentijn ooit: Ernesto 'Che' Guevara.

Nog geen tien jaar later wordt het spook van het communisme brutaal de mond gesnoerd. 'Schilderen tijdens de militaire dictatuur (1976-1983) was je leven riskeren.' Filmmaker Juan Trasmonte herinnert zich in het boek Graffiti Argentina dat de muren in Buenos Aires in die tijd spatvrij waren. 'De militairen plaatsten een ring rond de Obelisk met de slogan “Stilte is gezondheid”. Officieel een campagne tegen de geluidshinder van het verkeer, maar de dubbele betekenis was duidelijk.'

Als de dictatuur barsten begint te vertonen en men de eindbalans opmaakt (minstens 10.000 'vermisten'), eist men de straat weer op. Met de losse pols spuiten collectieven als Los Vergara en Secuestro poëtische en politieke spitsvondigheden op de muur. 'De muren hebben oren', 'Blaffende honden luisteren niet', 'De enige kerk die verlicht is een brandende kerk', 'Doet u dit thuis ook?' of 'Ik heb een poster van jullie allemaal in mijn kamer - El Che'.

Een logische reactie, schrijft onderzoeker Lyman Chaffee in Political Protest and Street Art. 'Graffti is overal ter wereld een alternatief antwoord op een orde die door de staat of de samenleving wordt opgelegd.' Na de verstikkende dictatuur kan de Argentijnse samenleving weer naar adem happen. Als in geen ander land gebruikt ze de muren tegen het grote vergeten.

Duizenden silhouetten



Een donderdag in juli op de Plaza de Mayo. Tegen de achtergrond van het roze presidentieel paleis schuifelen bejaarde vrouwen in een cirkel. Er huppelen toeristen achteraan met hun camera´s: ze proberen én de 'Dwaze Moeder' met het witte sjaaltje én de foto van hun vermist kind op het schermpje te passen. De Madres kijken er niet meer van op. Ze doen het al 17 jaar, rondjes lopen om gerechtigheid te eisen. En vooral, om niet te vergeten.

In 1983, aan de vooravond van de democratie, plakten ze samen met kunstenaars en studenten de stad vol met duizenden levensgrote silhouetten. In elk silhouet stond de naam van een 'vermist' slachtoffer. Door de doden een gezicht te geven, kwam de nationale tragedie pas echt tot leven. Na de stilte kon er weer geschreeuwd worden.

Vandaag de dag kan je niet door Buenos Aires wandelen zonder op een stencil te stuiten van een man met een baret en een vraagteken in het aangezicht. Julio López, een sleutelgetuige in de processen tegen de militairen, had de raadselachtige eer om als eerste Argentijn in 2006 voor de tweede keer te 'verdwijnen'. Het ligt er dik op: 'Waar is hij?'

Sommige groepen gaan verder om het blazoen van de militairen te bespatten. De kinderen van verdwenen ouders (HIJOS) bekogelen van tijd tot tijd de huizen van beulen en de detentiecentra waar ze gemarteld hebben met rode verfbommen. Of ze overplakken, samen met straatkunstcollectief Grupo de Arte Callejero, reclameborden met zelfgemaakte 'Stadskaarten van de Genocide'. Voorbijganger houden halt om te kijken of er rode bollen in hun wijk staan. Die duiden de adressen aan van de medeplichtige maar ongestrafte militairen. De grove borstel, zeg maar.

Pijlen over de oceaan


De graffiti van Nazza Stencil richt zich onder andere tegen de bobalizering. 'De massamedia behandelen ons als bobos (idioten). We moeten allemaal hetzelfde voelen, denken, produceren en consumeren. Wie afwijkt van de norm is subversief of marginaal.'

Graffiti maakt de afwezigen aanwezig. Het is de stencil die hen vermenigvuldigt. Vanaf 2001 zetten jongeren deze goedkope techniek massaal in om hun ongenoegen als een kanker over de stad te verspreiden. In dat jaar stuikt de Argentijnse economie in elkaar onder het gewicht van een nooit geziene schuldenberg. Op twaalf dagen tijd treden vier presidenten af. De beroofde middenklasse staat op straat. Letterlijk, om met een lepel op een kookpot te slaan voor de verzegelde deuren van buitenlandse banken.

De crisis schudt het politieke bewustzijn van de jeugd bruut wakker. Stencilcollectieven als Run don´t walk, Bs. As. Stencil, Vomito Attack richten hun pijlen op de Verenigde Staten, de kerk en de politici. 'Dat ze allemaal vertrekken!' wordt de slogan van een generatie.

Wie goed kijkt vindt nog stencils op oude muren van het centrum: 'Kill Bill' onder een portret van Bill Gates, 'Disney War' onder Bush Junior met Mickey Mouse-oren, het vrijheidsbeeld met een zeis. Onder invloed van design en reclame verpakken de stencileros hun boodschappen steeds compacter en visueel sterker. Ook de overgewaaide hiphop-graffiti beïnvloedt de vorm, al houdt die zich zelf ver van het politieke.

Tijdens die crisisjaren ontwikkelt ook Nazza Stencil, de man die de koning van Spanje een kopje kleiner maakte, een eigen stijl. De belangrijkste proteststem in de Argentijnse graffitiscène noemt de spitsvondige slogans van de jaren tachtig een belangrijke inspiratiebron. De stenciltechniek liet hem toe om in artistieke richting te evolueren. Nazza ziet het groots.


Foto Nazza Stencil

Neem America libre, een postkoloniaal tweeluik. Deel één staat in La Matanza, een reusachtige buitenwijk van Buenos Aires genoemd naar een slachtpartij onder inheemse volkeren in koloniaal Argentinië. Daar schiet een van de oorspronkelijke inwoners een pijl af. Tienduizend kilometer verder, in Barcelona, ligt koningin Isabel de Borbón, koloniaal boegbeeld, op de grond met pijlen in arm en oog. Ook hier: blauwe bloeddruppels.

Nazza spuit liefst in de sloppenwijk zelf. Dat is een politieke keuze. Hij toont een huizenhoog portret van een vuilnisman. 'Een hommage, geschilderd op een plaats die verf nodig had.' Een van zijn laatste stencils is een levensgroot silhouet van een jonge gast, de handen boven het hoofd. Drie meter verder de schaduw van een man met een pistool. Hij lacht: 'Als je beter kijkt, zie je dat het een Bijbel is. Hier berooft een pastoor een straatjoch.'

Verdraagzaam voor verf



Belgrano, Noord-Buenos Aires. De man in maatpak, het haar strak in een staartje, is ongemakkelijker dan de verkoper met tattoo en piercing. Hij heeft een briefje vast, met de kleuren en merken van de spuitbussen die hij wil. Niet voor hemzelf... voor zijn zoontje van dertien. Lynk, artiest en verkoper in een van de best bezochte graffitishops van de stad, kijkt er niet van op. 'Het is heel normaal dat een vader zijn zoon daarin steunt. Graffiti wordt hier niet zo scheef bekeken.'

Sego, artiest uit Mexico Stad, verbaast zich wel over de reacties in Buenos Aires. 'Toen ik gisteren aan het spuiten was, kwamen mensen me zelfs tips geven.' Komt die tolerantie voort uit de toenadering van het officiële kunstcircuit naar straatkunst? Het prestigieuze Palais de Glace exposeerde in 2008 het werk van tweeënveertig straatartiesten en dit jaar zette CCEBA een conferentie rond straatinterventies op.

El Tono, de Parijzenaar, heeft een andere verklaring: 'Vakwerk wordt hier meer geapprecieerd: het met de hand schilderen van uithangborden is in Latijns-Amerika gebruikelijk. Als ik toestemming vraag om rustig te kunnen schilderen zijn acht op tien reacties in de arme wijken positief. Men kan er geen verf betalen en als ik klaar ben zijn ze trots op hun kunstige voorgevel.'

'Het patrimonium in deze stad is ook niet zo “mooi” als in Europa,' vindt Ruiz Maximiliano, auteur van Graffiti Argentina. Claudia Kozak, professor literatuurwetenschappen en auteur van het boek Contra la pared (Tegen de muur), beaamt dit: 'Buenos Aires is niet zo geordend. Er is veel meer ruimte voor spontaniteit en wanorde. Graffiti eist die ruimte op.' Voor Kozak is graffiti dan ook eigen aan de stedelijke cultuur. 'In Buenos Aires is graffiti officieel niet toegestaan, maar de stadsbewoners zien het niet als een onwettelijke vandalenstreek. Het hoort erbij.'

Graffitiverkoper Lynk kent nog een reden: politieke partijen doen het zelf. Tijdens verkiezingstijd vechten ze immers een verwoede strijd uit op de muren van de stad. Ze betalen schilderbendes om de slogans van rivaliserende partijen te overschilderen in de eigen partijkleuren of hun kandidaten door het slijk te halen. Lynk: 'Dan kunnen ze het ons moeilijk verbieden, he.'

Wie in België betrapt wordt, riskeert een boete tot 250 euro. In Buenos Aires laat de politie betijen. Lynk is er gerust in. 'We gaan heus niet dezelfde weg op als in Europa. Daarvoor hebben we genoeg echte sociale en politieke problemen.'



HART is een tijdschrift voor hedendaagse kunst. Het eerste nummer van HART verscheen in 2006 als antwoord op de verschraling van de cultuurberichtgeving in de gevestigde media. HART groeide in geen tijd uit tot een bijna vanzelfsprekend onderdeel van het Belgische kunstgebeuren en begint zich steeds meer te profileren als een kunstkrant voor de Benelux (en omgeving). Lijst verkooppunten.

Meer info:

1 opmerking:

  1. Boeiend artikel, meneer Sam; Heus!
    Misschien iets dat me inspireert voor een thesis.

    BeantwoordenVerwijderen

 
Creative Commons License
werk van Sam Verhaert is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 2.0 België licentie.